Bam!

Eng heh? Moet je kijken. Als ik het in een grafiek zet wordt het nog enger:

Tsjongejongejongejonge, wat erg zeg. Rood, en het is veel hoger dan die andere enzo. Maar wat is er dan precies erg? Is het dat jonge Marokkanen, Antillianen en Turken oververtegenwoordigd zijn als verdachten ten opzichte van autochtone jongeren? Of is het erg dat ik deze twee variabelen zonder enige verdere onderbouwing met elkaar in verband breng en het zodoende net laat lijken alsof er hier een causaal verband bestaat?
RTL Nieuws lanceerde een paar dagen geleden deze website: “Bekijk hier de herkomst van verdachten in jouw gemeente.” Maar anders dan bij de gekscherende ‘Allochtoon-O-Meter’ van GeenStijl worden herkomst en criminaliteit hier direct met elkaar in verband gebracht. Nu weten we allemaal dat de journalistieke wereld zichzelf grandioos de grond in aan het helpen is. In een ‘race-to-the-bottom’ proberen ze het van internet-content te winnen wat betreft angst- en haatzaaien en choqueren in een desperate poging nog wat advertentiegeld binnen te harken.
Maar zij zijn wel de voorhoede van het maatschappelijk debat. De opniemakers. Die taak zo verloochenen verwacht je van de Telegraaf, maar niet van RTL Nieuws … althans ik niet. Ok, genoeg opinie. Laten we het nu hebben over waar ik het eigenlijk vandaag over wilde hebben. Het probleem dat ik met het vraagstuk “criminaliteit en herkomst/etniciteit” heb is tweeledig.
- Het impliceert een causaal verband dat er niet is;
- Het blijven hameren op een niet bestaand verband leidt af van waar de discussie werkelijk over moet gaan.
Deels snap ik wel waar het vandaan komt hoor. Misschien zijn het CBS en SCP niet uitgesproken genoeg in hun media-uitingen. De ivoren toren laat wellicht niet genoeg van zich horen. Van de andere kant: van journalisten wiens (wier? … Neerlandici help me hier) baan het is nieuwe ontwikkelingen omtrent dit probleem aan de man te brengen mag ook wat verwacht worden.
Antwoorden dan. Te beginnen met nummer 1.
Prof.dr. Frans Bovenkerk geeft in zijn afscheidsrede als hoogleraar criminologie aan de Universiteit Utrecht in 2009 een mooi overzicht van het vraagstuk. (Niet gaan klagen dat ik een argumentum ab auctoritate gebruik, onderzoeksresultaten, data en bronvermeldingen komen er nu aan.)
Crimineel gedrag onder jongeren is volgens hem een resultante van twee primaire factoren: opgroeien in een lage sociaaleconomische klasse (Hagan & Peterson, 1995) en een lage sociale controle (Sampson & Laub, 1993). Cultureel zijn er namelijk geen duidelijke verschillen. Om dit aan te geven haalt Bovenkerk De Boer (2008) aan.

In haar onderzoek naar verschillen in allerlei opvattingen tussen VMBO-leerlingen met verschillende etnische achtergronden vindt zij weliswaar verschillen, maar niet op het gebied van wat al dan niet acceptabel gedrag is en wat gepaste straffen zijn.
Wat betreft sociale controle klopt het plaatje beter. Onderzoek van Fennema & Tillie (1999) wijst uit dat maatschappelijke integratie, gemeten aan de hand van aantallen, verenigingen en connecties tussen deze verenigingen binnen etnische groepen omgekeerd correleren met de cijfers voor jeugdcriminaliteit. Hierbij moet opgemerkt worden dat er bij Antilliaanse Nederlanders twee groepen bestaan; een laag- en een hoogopgeleide groep, die weinig contact met elkaar hebben.
Ok, dat is maatschappelijke sociale controle. Hoe zit het dan binnen het gezin? Turkse en Surinaamse gezinnen lijken over het algemeen beter te functioneren binnen de Nederlandse samenleving wat betreft opvoeding dan Marokkaanse families en families uit de Antilliaanse volksklasse, zo vinden Distelbrink et al. (2005). Beide groepen hebben te maken met ofwel een vaderfiguur met te weinig gezag of één die überhaupt ontbreekt.
Dan nummer 2. Waarom is het schadelijk de etnische insteek te blijven hanteren in het maatschappelijk debat over jeugdcriminaliteit? Deze is wat simpeler te beantwoorden: omdat het het daadwerkelijke probleem verdoezelt.
Bovendien scheren we gezinnen met uiteenlopende problemen over één kam. Allochtonen, niet-westerse allochtonen, het zijn in sommige gevallen handige statistische categorieën, maar we moeten ervoor waken dat we ze niet hanteren als labels wanneer ze niet toepasbaar zijn.
Ten slotte schrijf ik dit niet om te zeggen wat de oplossingen voor het probleem zijn (die volgen logisch uit Fennema & Tillie en Distelbrink et al.) maar juist om de discussie eromheen naar een fatsoenlijk, constructief niveau te tillen. Niet dat ik denk dat dat lukt met een blogpost, maar alle kleine beetje helpen.